Zwemmen Fietsen Lopen
Gepubliceerd op 24-12-2015
Op zondag 2 september was het zover: de Ironman 70.3 van Monaco. Deze halve triathlon kent zijn zwemgedeelte op het Larvotto Plage, het fietsparcours voert over drie cols in het prachtige achterland van Monaco en Nice en het lopen gebeurt op het formule 1 circuit. Een bijzondere locatie voor een pitte triathlon, want dat belooft de 70.3 van Monaco zeker (70.3 staat overigens voor de som der miles die afgelegd worden in de wedstrijd). Op de wedstrijddag stonden we om half vijf op. Ik had nauwelijks een oog dicht gedaan, maar voelde me wel uitgerust. Vol zenuwen bevonden we ons anderhalf uur later op Larvotto Plage. Na tien keer de wc bezocht te hebben, was ik eindelijk een beetje van mijn buikkrampen verlost. Maar de zenuwen bleven dit keer flink aanwezig. Dit was de dag, schoot steeds door mijn hoofd. Toen eenmaal het startschot klonk was ik echter alles kwijt. En dat was maar goed ook, want ik had mijn handen vol aan het zwemmen en het vechten voor een plekje in de meute. Hoewel zwemmen mijn sterke kant is, kwam ik toch in het gedrang. Na een kaakstoot en drie keer brilletje legen, lag ik eindelijk vrij en kon ik lekker in mijn slag komen. Uiteindelijk kwam ik als vierde dame uit het water. Dus blijkbaar hadden meer dames er moeite mee gehad. Doordat ik mijn zak niet kon vinden met mijn fietsspullen had ik een tergend langzame wissel. Hoewel de wisselzone ook wel erg lang was hoor. Van het strand moest je zigzaggend naar boven naar de fiets hollen en in het parc fermee stond een enorme rij fietsen. Ik wist nog ongeveer waar mijn carbonnen ros stond te wachten, maar inmiddels waren een aantal dames mij alweer gepasseerd. Voor het eind van het wisselpark zag ik dat de Belgische Inge Vandencauwenberghe vrijwel tegelijk het wisselpark uitkwam. Zij haalde me in Nieuwkoop op een kilometer voor de finish nog even in, dus ik dacht, hup er achteraan! Met haar in het vizier begon ik direct aan de 17 kilometer lange klim naar la Turbie. Het klimmen ging beter dan in het trainingsrondje eerder in de week en daar putte ik moed uit. Al had mijn hartslagmeter besloten ermee te stoppen. De batterij van de borstband bleek naderhand gewoon leeg! Dan maar goed naar mijn lichaam luisteren en aanvallen die bergen! Langzaam kreeg ik een andere dame in het vizier. Ik zag Inge erop en erover gaan, dus dat moest ik ook kunnen. Het duurde nog even voordat ik er was, maar het gaf me een goed gevoel om op een klim toch iemand in te halen. Eenmaal boven was het vals plat omhoog en speerde ik een dame voorbij die mij weer op de klim had ingehaald. Kijk, een polderrijdster kan best rijden in de bergen. Als het maar niet te steil wordt! De afdalingen waren bij vlagen gevaarlijk met scherpe haarspeldbochten. Toch waren er ook hele stukken waar je lekker op het grote blad kon jagen. Dat beviel me uitstekend. Iets meer dan drie uur later had ik de 90 kilometer op de fiets er weer opzitten. Met frisse moed begon ik aan het laatste onderdeel. De laatste wedstrijden zag ik er al niet meer tegenop om te gaan lopen, omdat het lopen echt is verbeterd. Bij de tweede ronde zag ik Rick op het heen en weer stukje. Ik had verwacht dat hij me snel bij zou halen, maar hij had zeker een dikke ronde nodig om naast me te komen. Even renden we gelijk op door dé tunnel. Terwijl ik kletste, hield hij zich stil en liep vervolgens langzaam van me weg. Misschien had ik ook beter harder kunnen gaan lopen in plaats van te kletsen…. Bij doorkomst van het vierde rondje riep de vriendin van Inge dat ik eerste lag in mijn agegroup en dat de eerst volgende dame 3 minuten achter mij zat. Hoe hard zij liep, dat wist ik natuurlijk niet. Dus de laatste ronde ben ik maar zo hard mogelijk gaan lopen en dat bleek achteraf mijn snelste ronde te zijn geweest! Voortaan niet meer kletsen onderweg. Uiteindelijk ben ik niet meer gepasseerd en werd ik tiende bij de dames overall en eerste in de agegroup 30-34. Met dat laatste mocht ik automatisch aanspraak maken op een startbewijs voor Hawaii 2008. En dat was een onverwachte, maar welkome kers op de slagroom aangezien ik in 2008 een ‘hele’ wilde doen! Achteraf gezien hadden mijn zenuwen dus geen recht van spreken en bleek ik toch echt klaar voor deze halve triathlon. In netto-tijd heb ik zelfs mijn snelste halve marathon neergezet. Leuk om te zien dat je doelen stelt, Chris deze vertaalt in een schema en dat dit dan gewoon blijkt te werken! Al met al was Monaco een hele belevenis. Het jaar 2008 zal een bijzonder jaar worden, waarin Hawaii een belangrijke plek zal innemen! Heb er nu al zin in!
Gepubliceerd op 24-12-2015
De droom om deel te nemen aan de Ironman op Hawaii gaat terug tot het jaar 1978 – het jaar waarin de Ironman ontstond. De beelden van de allereerste ironman kwamen tot mij als vijftienjarige jongen en stonden blijkbaar in mijn geheugen gegrift want ofschoon die droom tot 2003 volledig van de radar was verdwenen, keerde hij daarop terug met mijn veertigste verjaardag in het verschiet. Vervolgens bleek het een virus te zijn, dat eenmaal gewekt uit zijn sluimerende toestand, mij vurig en blijvend in zijn greep hield. Vele pogingen om mij te kwalificeren faalden. Ik kwam niet eens in de buurt. In feite had ik de hoop op kwalificatie Hawaii net opgegeven, toen ik mij geheel onverwachts in mei 2011 met een tiende plaats in Lanzarote kwalificeerde. Ik zal vast niet de eerste atleet zijn die in de aanloop naar dit mythische evenement de weg enigszins kwijtraakte. Ik heb die race dan ook niet goed gepresteerd en, belangrijker nog, ik heb hem héélemaal niet ervaren zoals ik me dat had voorgesteld. Daar zijn veel verklaringen voor. Natuurlijk, later zou blijken dat ik mijn lichaam volledig had leeggespoeld door (onbedoeld) twee weken voor de race alleen maar gedemineraliseerd water te drinken (in plaats van electrolyt oplossing, wat op Hawaii beslist een aanrader is!) met als gevolg dat ik op de wedstrijddag na 10 meter zwemmen al kramp had en dit de hele wedstrijd niet meer goed zou komen. Twee lekke banden, na respectievelijk 1 en 3 km in de race, helpen natuurlijk ook niet echt om het grootste triathlon evenement ter wereld als zodanig te beleven en er van te genieten. Maar al met al mag dit nooit een excuus vormen om een beetje te genieten van de moeder aller triathlons. (Tien)duizenden langeafstandsatleten dromen er van om in Hawaii aan de start te staan, en zouden er maar wat van genoten hebben als het gelukt zou zijn. De teleurstelling over mijn – in mijn ogen – matige prestatie (gefinished in 12.21 - voor de record) veranderde in de loop der tijd in schaamte over het feit dat ik er niet in geslaagd ben om mij over de teleurstelling heen te zetten en – ondanks de tegenslag – van het “daar zijn” te genieten. Groot was mijn blijdschap toen ik mij dit jaar in Lanzarote – en later nog eens in Klagenfurt – wederom kwalificeerde. Aldus kreeg ik een tweede kans. Niet om mij te revancheren voor de “matige” tijd, maar om datgene te doen, wat ik in 2011 had nagelaten: de race ervaren, onvoorwaardelijk genieten, dus vooral blijven genieten, ook als alles fout gaat wat er fout kan gaan. En, zo doende, deze wedstrijd met de égards te behandelen die het verdient. Ik hoefde dan ook niet heel lang na te denken over het motto voor deze race: “I am here!”. Dit motto (mantra) zou mij wanneer dit nodig was herinneren aan mijn opdracht: ervaren dat je mag racen met de besten op aarde en dat je daarvan moet genieten uit respect voor haar mythische proporties. En uit respect voor Madam Pélé. De weken voor de race In tegenstelling tot de voorgaande keer reisde ik alleen af naar de Big Island. Ik had niemand kunnen vinden om een appartement mee te delen. Coach en vriend Chris Brands moest standby blijven voor een operatie in Nederland. Mijn grootste fans – Frederique en onze drie kinderen – konden dit keer niet mee. Mijn maatje Jan Mijwaart en zijn geliefde Debbie konden er dit jaar niet lijfelijk bij zijn, maar in het hoofd waren zij present! Op schiphol was ik even samen op reis met Dave Rost en Sonja Jaarsveld. Zij hadden zorg gedragen voor mijn speciaal voor de race ontworpen en gesponsorde trisuit. Tot Los Angeles vlogen we gescheiden – zij via San Francisco – ik rechtstreeks. Het laatste deel van de reis van LA naar Kona vlogen we samen. We zouden een groot deel van het verblijf op de Big Island samen optrekken. Samen trainen, ontbijten, dineren en dolfijnen spotten. Vreselijk gezellig en ontspannend. Ik vertrok op 27 september naar Kona om goed te kunnen acclimatiseren en aan het tijdsverschil van 12 uur te wennen. In 2011 bleef ik last van mijn jet lag houden tot ver in de tweede week, dus een lange aanpassingsperiode leek me nuttig en nodig. Later in de week haalde ik Jan Blokland in Kona van het vliegveld – hij had pas enkele dagen later de beschikking over een huurauto. Vooraf kende ik Jan alleen van uitslagenlijsten, uit verhalen van zijn broer Arie en via de e-mail. Met Jan, en later broer Arie en zwager Maarten, heb ik de dagen voor en na de wedstrijd veel opgetrokken. We hebben - met kleine aanpassingen aan onze schema’s - uitstekend samen kunnen trainen en vele ontbijtjes, avondmalen en koffies genuttigd bij Lava Java, Bongo Ben’s, Huggo’s en andere hotspots in en rond Alii Drive. In tegenstelling tot 2011 heb ik mezelf flink gelaafd aan de gekte op en aan Alii Drive. Het motto was per slot van rekening “I am here!”. Het is een komen en gaan van trainende, flanerende en fouragerende atleten en het is niet moeilijk in te zien, waarom Kona gedurende deze weken de “hardbody capital of the world” wordt genoemd. Er is niemand die niet de aderen dik bovenop de spieren heeft liggen en een indrukwekkende six pack kan tonen (en toont!). De (voormalige) wereldkampioenen en andere legenden lopen hier vrij in het wild rond. Zo spotte ik bij mijn eerste zwemtrainingen in Kailua Bay, Mirinda Carfrae, Craig Alexander, Dirk Bockel, “The Queen of Lava” Natascha Badmann, Yvonne van Vlerken, 30-voudig Hawaii finisher en mede M50-54 AG-grouper Ken Glah (diverse top tien finishes in de jaren tachtig) en vele bekende en minder bekende (half)goden. Ze staan in speedo of badpak relaxed te keuvelen en vinden het prima om even met je op de foto te gaan. Het kan voorkomen dat je tijdens je loop- en fietstrainingen gepasseerd wordt door WC 2012 Pete Jacobs, WC2005 “retro” Faris Al-Sultan (speedo met baardje en haarband), bronzen medaille winnaar op het EC Ironman Bas Diederen, fietsbeest en WC2013 IM70.3 Sebastian Kienle (met 60 per uur achter de brommer!), enzovoort, enzovoort. En vlak ook de amateurs niet uit. Ze zien er allemaal even strak uit. Waar maak je nog mee dat meisjes van 16 mannen van achter in de vijftig met ontblote torso nakijken? Als het oog dan valt op het zilvergrijze haar van de atleet in kwestie, dan draaien de meisjes besmuikt hun hoofd weer weg, wellicht verward en licht beschaamd over de begane vergissing. Tijdens het ontbijt bij Huggo’s loop je geregeld Bob Babbitt, Dave Scott of Mark Allen tegen het lijf. Op de expo tref je Gordon Haller, de eerste winnaar, of Chris McCormack. Tijdens de underpants run trap je Tom Knoll op de hielen. Er komt werkelijk geen einde aan de parade van halve en hele levende legenden. Voor de verandering, en uit respect voor de historie, heb ik deze keer ook meegedaan aan de traditionele “underpants run”, een knotsgekke wandel/jog parade van atleten, en Kona-wannabees in gekke uitdossingen en/of onderbroek/bikini’s. Dit evenement is jaren geleden als grap ontstaan, met Paul Huddle als een van initiatiefnemers. Voorafgaand aan de run leest Paul een eed voor, die alle aanwezigen dienen na te zeggen, waarin plechtig wordt beloofd dat – buiten de underpants run – eenieder zich fatsoenlijk zal gedragen en zich niet met onbloot bovenlijf in horeca gelegenheden zal vertonen. Het is overigens duidelijk dat niet iedereen in Kona die eed heeft afgelegd, of zich aan die eed houdt! Maar de gedachte is mooi. Na afloop kan je een T-shirt in ontvangst nemen uit de handen van achtvoudig wereldkampioene Paula-Newby Fraser. Er wordt altijd ernstig gewaarschuwd voor het weglekken van je energie tijdens de laatste dagen van de race. Dit is zeker een groot gevaar, als je jezelf teveel blootstelt aan de Ironman hysterie in down town Kona. Maar goed, hoe vaak ben je hier nou … ? Mentaal zat het allemaal wel goed. Voorafgaand aan de wedstrijd heb ik optimaal genoten van de ambiance, de medeatleten, de aanwezige Nederlanders en de meelevende supporters thuis en elders in de wereld. Overigens met behoud van mijn energie voorraad. Dat lukt wel, na 12 Ironmans en in totaal 18 hele triathlons. En hoe stonden we er fysiek voor ? De zwemtrainingen gingen “lekker”, al had ik er weinig fiducie in dat ik dit keer veel sneller zou kunnen zwemmen dan in 2011 (1.36). Dit was gebaseerd op tijden tijdens trainingen, waarin ik overigens nooit verder ben geweest dan de voorlaatste boei, en daar altijd (veel) meer tijd voor nodig had dan 1.10. Ik had ook nog geen enkele keer tijdens de trainingen zonder onderbreking gezwommen. Ik zwom vaak van boei naar boei, nam dan een halve minuut pauze, om op adem te komen en met te oriënteren, en dan weer door te zwemmen naar de volgende boei. Op zich is het zoeken van oriëntatiepunten op het parcours tijdens trainingen een nuttige bezigheid. Zo ontdekte ik, dat je terug naar de pier vrijwel recht op een hoge zendmast afzwemt. Handig, omdat je de boeien door de lange – maar hoge – golven vaak maar even kunt zien, voordat ze weer achter de horizon verdwijnen. Ik weet uit ervaring, dat uitgerust zijn voor mij een voorwaarde is om goed te kunnen zwemmen. En uitgerust was is ik de voorlaatste week, waarin ik nog 25 uur heb getraind – met een piekdag van 9 uur - beslist niet! Zwemmen heeft in mijn geval weinig met techniek te maken, maar alles met (onvoorstelbare hoeveelheden) energie verkwisten. Het fietsen tijdens de trainingen ging “redelijk”. Eigenlijk heb ik mijn fietsbenen tijdens de voorbereiding niet kunnen vinden; ik miste simpelweg de macht die ik in andere jaren meestal wel had. Aan het aantal kilometers kan het niet gelegen hebben. Ik had diverse trainingen van rond de 250km afgewerkt. Wellicht is een en ander nog een gevolg van de ziekte van Weil, of het gebrek aan intensieve trainingen in het voorjaar ? Dit gevoel was echter in overeenstemming met het gevoel dat ik in de aanloop naar - en tijdens de wedstrijd in - Klagenfurt had. Omdat ik met die benen het IM fietsparcours in 5.05 had afgelegd, zonder me overmatig in te spannen, kon ik me er niet echt druk om maken. Het zou wel moeten lukken in een tijd tussen de 5.15 en de 5.30. Bovendien … daar ging het niet om! “I am here!”, weet je nog? Het lopen ging “gewoon goed”. Mijn IM marathons zitten normaalgesproken rond de 3.30, maar in Kona is dat waarschijnlijk iets langer vanwege de warmte in combinatie met de luchtvochtigheid, en niet te vergeten het nergens vlakke parcours. De eerste dagen op het eiland gutste het zweet uit mijn poriëen en mijn hartslag schoot bij de minste of geringste inspanning omhoog als gevolg van jet lag en de klimatologische omstandigheden op Hawaii. Na enkele dagen kon ik echter al weer 12 km/h lopen in zone 1 en ook mijn vochthuishouding paste zich aan. Tijdens mijn zone 2 trainingen, liep ik sub 7’miles, maar dat zegt niet zo veel. Na 8 uur sporten haal ik zone 2 in de regel al niet eens meer. Ik was drie weken voor de race (dus al in Nederland) begonnen met het drinken van Peeroton electrolyt oplossing naast (of in plaats van) kraanwater om het gevaar van het uitspoelen van zouten door het vele drinken en transpireren in het warme en vochtige klimaat tegen te gaan. Deze strategie heeft duidelijk gewerkt, zoals op de wedstrijddag zou blijken. Overigens moet je op Hawaii verdomde goed uitkijken voor het water in de supermarkt. Was in 2011 de keuze voor Aquafina gedemineraliseerd water een onwaarschijnlijk onfortuinlijke keuze, dit jaar trof ik in de hele supermarkt vrijwel alleen nog maar “purified” water zonder zout en mineralen aan. Evian mineraalwater is een van de weinige waters met mineralen en zouten die in de supermarkten verkrijgbaar zijn. Ook de aanpassing aan het tijdverschil verliep een stuk beter dan in 2011. De eerste nachten werd ik nog om twee uur en vier uur wakker, daarna begon ik door te slapen tot 4 uur, 5 uur ‘ochtends. Vaak kon ik daarna weer doorslapen, maar in de wedstrijdweek stond ik bewust elke dag iets vroeger op – tussen 5 uur en half zes - om alvast (een beetje) in het ritme van de wedstrijddag te komen. Wedstrijddag Op de dag van de wedstrijd ging ik om half acht naar bed. Ik sliep om half negen en werd spontaan wakker om drie uur in de ochtend. De wekker stond op 3.45, maar ik besloot om 3.15 op te staan, zodat ik meer tijd had om te eten en me voor te bereiden op de wedstrijd. Ik voelde me uitgerust en ontspannen. Ik had geen tekenen van kramp gezien tijdens de laatste uren – normaal een probleem de nacht voor de wedstrijd – en op dit punt voelde ik me dan ook redelijk gerust. Na de douche, het ontbijt met drie witte geroosterde boterhammen met jam, koffie en jus, het klaarmaken van de bidonnen voor op de fiets en de special needs bags, het stretchen, de warming-up met de power cordz, het insmeren met zonnebrand, vaseline op de schuurplekken en het kruis, drie bezoekjes aan “het procelein”, nog even facetimen met het thuisfront, was ik om 5 uur helemaal klaar om naar de pier te vertrekken. Na vijf minuten wachten, stopte er een shuttle bus bij mij voor de ingang van het appartementencomplex aan Alii Drive die me tot down town Kona bracht, vanwaar het nog een dikke vijf minuten lopen was naar het King Ka’mehameha (King Kam) hotel. Achter het hotel bevindt zich traditioneel het terrein voor het bodymarken en het “inwegen”. Het inwegen is bedoeld om na de race vast te kunnen stellen hoeveel vocht iemand is kwijtgeraakt, met name als een atleet in de medische tent terecht komt vanwege problemen met de vochthuishouding. Ik woog voor de race 181 lbs (ca. 81 kg), ofwel 4 pond meer dan in 2011. Dit was zoals verwacht. Vanwege het zeer koude voorjaar in Nederland, lag ik het hele seizoen al vele kilo’s achter op het gewichtsschema van andere jaren, en daar was dus nog twee kilo van over. Ik was niet ongelukkig met mijn extra kilo’s. Het maakt je toch iets minder gevoelig voor acute dehydratie. Tijdens het bodymarken kreeg ik van een vrijwilliger een groot compliment: ik was de meest relaxte atleet die zij die ochtend had gezien. Ze vroeg of ik al eerder meegedaan had, en dat kon ik bevestigen. Ik vertelde haar dat er weinig redenen zijn om je nu nog druk te maken. De fysieke en mentale voorbereiding was immers al lang achter de rug. Over zaken waarover je geen controle hebt hoef je je sowieso niet druk te maken, omdat je die zeker kunt veranderen. Een even simpele als krachtige logica, die mij altijd door de nerveuze uren voor een race helpt. Na het plaatsen van de drinkflessen in de bidonhouders, het vullen van het SHIV drinksysteem, het oppompen van de banden, het aantrekken van mijn speedsuit, een paar gesprekjes met mede atleten, bekend en onbekend, leverde ik mijn pre-race tas in en begaf me richting het trappetje van de pier naar “Dig Me Beach”, vanwaar de Pro’s om even voor half zeven en 1900 Age groupers enige tijd later te water gaan. Daar kwam ik Jan Blokland tegen. Na enige minuten te hebben staan praten, besloot ik me van mijn omgeving af te sluiten en ben ik samen met Jan tegen een dranghek gaan zitten totdat de mannen (om 6.30) en de vrouwen pro’s (6.35) waren “weggeschoten”. Nu was het tijd om het trappetje af te dalen naar het strandje, vanwaar je het water ingaat om op te zwemmen naar de denkbeeldige startlijn, ca. 150m in zee. Om te voorkomen dat ik al te lang zou moeten watertrappelen, en zou afkoelen, ben ik pas om 6.45 het water ingegaan. Ik zwom op naar de startlijn en gedeeltelijk weer terug, waar ik aan een van de witte boeien in het water heb gehangen tot circa drie minuten voor de start. De laatste drie minuten gebruikte ik om een plekje te zoeken tussen de andere 1900 watertrappelende atleten. Toen het startschot viel, lag ik ongeveer op de vierde rij, links van het midden van het veld. Vanaf de eerste slag, lag ik vrij van mijn linker en rechter buurman/vrouw; voor me was er wat gedrang, maar ik had me voorgenomen daar op gepaste afstand van te blijven, zelfs als dat zou betekenen dat ik in een voor mij te laag tempo zou moeten starten. Achter me klopte er niemand aan de deur, met als gevolg dat ik een van de rustigste zwemstarts uit mijn carriere meemaakte. Sofar so good. Al na enkele minuten lag ik in een groepje met een voor mij mooi tempo. Ik had me voorgenomen om zoveel mogelijk in de voeten van anderen te zwemmen. Het zwemmen is voor mij toch vooral overleven en geen kramp krijgen. Gevoelsmatig vlogen we richting de verste boei. Even bekroop me het angstige gevoel dat de boot die ik voor me zag – en die normaal het keerpunt halverwege markeert – niet de boot was … Mentaal probeerde ik me in te stellen op een teleurstelling, als zou blijken dat we inderdaad nog een heel eind door zouden moeten zwemmen naar het echte keerpunt. Ik herhaalde een aantal malen mijn motto voor de race, om mezelf te kalmeren. Maar gelukkig had ik me niet vergist. Na het ronden van de verste – oranje - boei, was het nog 75m dwars op het parcours naar het westen, alvorens we langs een rij gele boeien koers konden zetten richting de pier. Zou ik de gel nemen die ik onder mijn badmuts had gestopt ? Dan moest ik de voeten waarin ik lag loslaten, en daar had ik eigenlijk geen zin in. Ik besloot die gel maar lekker te laten zitten, met het risico dat ik energie tekort zou komen op het laatste stuk. De laatste 500m, staat er altijd een sterke tegenstroom en als je armen leeg zijn, dan is het net of je aan het infame elastiek van Archimedes ligt te harken. Ik kon me op dat moment niet meer herinneren, of de slak op dat elastiek nou wel of niet de muur zou bereiken. Deze tamelijk “side linende” gedachte liet ik maar liever heel snel voor wat ie was. Ik zou de (energie)balans opmaken ter hoogte van het Royal Kona Resort – een markant punt ter hoogte van ca. driekwart van het zwemparcours) en dan besluiten of ik de gel zou nemen, of dat ik in het groepje zou blijven. Ik wilde sowieso in de benen van iemand anders zwemmen de laatste 500m, om een ander het vuile werk op te laten knappen in de tegenstroom. Tijdens de terugweg kreeg ik op diverse momenten verschillende krampaanvallen te verduren, eerst voeten en tenen, toen kuiten, binnenkant bovenbeen links, en beide beide bovenbenen buitenkant, maar ik wist met kunst en vliegwerk de kramp te beheersen. Ik moest twee keer “lekkere” voeten laten gaan, maar vond weer nieuwe die ook prima waren. De laatste 500m lag ik achter een groepje van twee die tegen elkaar aan het sprinten leken en ik verhuisde telkens van de voeten van de ene naar de voeten van de andere zwemmer, al naar gelang de lijn die ze aanhielden. Het viel me op dat ik een van de weinige zwemmers ben die tot het einde toe tweezijdig blijft ademen, waardoor ik een veel rechtere lijn blijf zwemmen. Dat dan weer wel ! Na 1h23 – in absolute zin een belabberde tijd, maar voor mij in het geheel niet slecht - beklom ik het geïmproviseerde - wiebelige - trappetje naar de pier. Hier had ik van te voren voor getekend – bijna een kwartier sneller gezwommen dan in 2011! En wat voelde ik me fris! De strategie van in andermans voeten zwemmen bleek inderdaad veel beter dan in mijn eigen tempo in niemandsland liggen harken totdat je armen er af vallen. Leermomentje voor toekomstige wedstrijden! En ik had zowaar van het zwemmen genoten (zoals beloofd) – zelfs de krampaanvallen hebben me mentaal niet echt uit balans gebracht. In de wisselzone diende zich een nieuw probleempje aan. De rits van mijn speedsuit zat vast en ik kreeg hem dan ook niet los. Ook de toegesnelde vrijwilligers konden me niet helpen (“It’s broken”). Na twee minuten rotzooien, besloot ik mijn speedsuit maar open te scheuren. Tweehonderd euro “down the drain, maar ja .. wat moet je anders? Afgezien hiervan, had ik een snelle wissel. Ik rende met 15 per uur door de wisselzone, slalommend tussen de andere atleten door. Mijn schoenen–op-de-fiets-start verliep vlekkeloos. Je hebt in Kona niet veel tijd om je voeten in de schoenen te schuiven, omdat de weg na de wisselzone vrijwel meteen omhoog loopt. Toen ik links af Makala Boulevard opreed begon ik meteen atleten op de fiets op te rapen. Het was lekker druk op het parcours, in vergelijking met 2011! Ik spotte de locatie waar ik in 2011 voor het eerst lek reed en ik riep hardop “I am here!”. Toen ik op de Queen K het punt voorbij reed waar ik in 2011 voor de 2e keer lek reed, bedacht ik me dat ik op dat moment al drie kwartier gewonnen had op het schema van 2011. Het was dus eigenlijk nu al een geslaagde race. In de afdaling van de Queen K, via Palani Road, naar de Kuakini – de zogenaamde Hot Corner (hier komen fietsers en lopers meerdere keren langs gedurende de dag) - staken er zoals gewoonlijk horden toeschouwers over en ik moest denken aan de onfortuinlijke botsing van Bernard Hilferink in zijn race in 2012. Ik stuurde voorzichtig en met aangepaste snelheid tussen de overstekende mensenmassa door en reed ongedeerd de Kuakini op. Vanaf dat moment bekroop me hetzelfde gevoel als in een qualifying race … ik haalde alleen maar atleten in! Wat gaaf! Ik zat in de race, en rukte op … Ik had me voorgenomen om zeer conservatief te rijden tot Hawi (iets voorbij de helft van het fietsparcours) en daarna de situatie opnieuw te wegen en een plan te maken voor de laatste 80km. Op een hartslag van tussen de 135 en de 140 legde ik het eerste deel van het parcours af; we vlogen naar Hawi. De wind, die normaal gesproken vanaf het vliegveld – op ca. 20km in de race – al tegen staat was grotendeels afwezig en ik haalde met twee vingers in de neus een gemiddelde tot Hawi van boven de 38 km per uur, alles hoog zone 2 (HR138-140). Ik was opgetogen over het verloop van de wedstrijd. Pas ver voorbij Kawaihae, een eind op weg naar Hawi, kwamen de eerste pro’s me tegemoet (van hun voorsprong moet je een half uur aftrekken omdat ze eerder zijn gestart). Ik herkende er een paar, zag ook Bas Diederen die niet meer zo fris op de fiets zat – maar dat dit alles te maken had met het overlijden van zijn vader op de dag voor de race wist ik toen nog niet. Niet veel later kwam ook Jan Blokland – als een van de eerste AG groupers en dus met dezelfde starttijd als ik - naar beneden zeilen. Ik zat toen een mijl of 7 a 8 voor Hawi – dat viel me nog mee! Ik had berekend dat als ik een goede dag had, ik de schade aan de meet ten opzichte van Jan misschien kon beperken tot een uur. Jan is een uitzonderlijk getalenteerde fietser en hij pakt ook moeiteloos een kwartier op mij met zwemmen – of meer – dus dat ik hem hier pas tegenkwam gaf mij een goed gevoel. Ik was deelgenoot van een race, waarin ik weliswaar geen potten kon breken, maar daar ging het me niet om. Nog steeds haalde ik alleen maar atleten in en ik voelde me uitstekend. Had nog geen trap teveel gedaan. Ik hield me strak aan mijn lang van tevoren uitgedokterde voedingsplan. Elke twintig minuten een gel met 50 ml water, elke tien minuten 75 ml sportdrank, en tussendoor nog water uit mijn drinksysteem en van de organisatie. Totaal ca. 1 liter per uur (exclusief gel). Keurig netjes twee zouttabletten genomen tot Hawi, en twee op de terugweg. In Hawi ben ik gestopt om mijn special needs bag aan te nemen en ik heb rustig de tijd genomen om de bidons met eigen brouwsel te plaatsen, en de gels in de rug en in de pijpjes te proppen. Direkt na de turnaround, staat de beruchte wind op dit deel van het eiland in de rug, dus hier kan je nog drinken en eten. Ik heb twee gels ineens genomen met een flinke hoeveelheid water, zodat ik verderop niet zou hoeven eten en mijn handjes aan het stuur kon houden. Een paar mijl na het keerpunt draait de weg naar het Zuiden en dan is het vanwege de rukwinden van opzij alle hens aan dek en vrouwen en kinderen eerst. Helaas stond er weinig wind in de rug, dus de snelle splits op de heenweg kregen geen vervolg op de weg terug. Het was flink doortrappen op de weg terug naar Kawaihae. Het goede nieuws was dat de gevreesde rukwinden van opzij uitbleven. Pas terug op de Queen K blies de wind weer – vertrouwd - vol in het gezicht. Had ik in een onbewaakt ogenblik nog gedachten over een bike split van onder de 5 uur, daar mocht ik eigenlijk niet aan denken, al snel werd duidelijk dat het venijn bij het fietsen op Hawaii deze dag voornamelijk in de staart zat. Gelukkig herinnerde ik me mijn motto voor deze race, en ik liet de berekeningen verder voor wat ze waren. Ik had inmiddels andere zorgen. Ik had een tamelijk volle blaas en voelde aandrang om te plassen. Dat is normaal gesproken uitstekend nieuws, alleen …. het wilde deze keer absoluut niet lukken. De volle blaas belemmerde het liggen op de aerobars, hetgeen mijn fietstijd enigszins nadelig zal hebben beinvloed, maar dat donderde niet. Het belemmerde enigszins het genieten van het laatste stuk van het fietsonderdeel. Jammer, want de benen voelde ik niet. De voeten brandden wel, maar na elke drinkpost kon ik de voeten koelen met vers koel water. Ergens tussen Waikoloa beach resort en scenic point haalde ik Fernanda Keller in – een nog zeer patent uitziende Braziliaanse topper van weleer. Altijd weer mooi, om een topper uit de gloriedagen van weleer tegen te komen en – in haar geval – geeft dit de nodige, prettige, afleiding. Het laatste stuk van het fietsonderdeel verliep verder zonder noemenswaardige voorvallen. Ik wist dat tussen mijl 80 en 90 op de Queen K het fysiek en mentaal altijd moeilijk wordt; je hebt er dan zo’n 160 km op zitten en alles doet pijn, voeten, nek, benen, ogen/hoofd (van het onder je helm rand door turen). Je bent er bijna, maar nog net niet helemaal, en de wind staat daar stevig op je helm te blazen. Bij mijlpaal 89 – nog 11 mijl te gaan - zie je het torentje van het vliegveld, en dan weet je dat het einde in zicht komt. Vanaf daar zitten er nog een paar langere stukken heuvel af bij (en een paar heuvel op, maar dat vergeet je altijd). Op de laatste heuvel voor de afslag Makala Boulevard – met nog drie mijl te gaan - schoot de kramp er in aan de binnenkant van mijn dijbenen, zodat ik alleen nog maar staand kon fietsen. Op Makala moest ik constateren dat ook een tijd onder de 5.15 er net niet inzat, maar hee, dat was vooraf ook helemaal niet ingecalculeerd en zoals de zaken er nu voorstonden zou ik redelijk ongeschonden en zonder materiaalpech de wisselzone bereiken. Ik had zin in de marathon! Met een bike split van 5.17 rolde ik T2 binnen – toch mooi al vijf kwartier gewonnen op het schema van 2011! Eenmaal van de fiets kon ik eindelijk plassen. Het duurde voor mijn gevoel een eeuwigheid, en ik kon mijn ongeduld om aan het lopen te beginnen dan ook nauwelijks bedwingen. Ervaring leert dat zo’n korte pauze in T2 helpt om de hartslag en temperatuur te laten zakken. Bovendien krijg je even de gelegenheid het vooraf gemaakte strijdplan voor de marathon te toetsen aan de stand van zaken op dat moment. Na een niet al te snelle wissel, verliet ik met bril en zonder klep of pet – zoals gepland – de wisselzone. Nu is het zaak om je enthousiasme te temperen. Er staan op “hot corner” duizenden dolenthousiaste toeschouwers, en elke atleet met eergevoel komt in de verleiding om veel te hard de wisselzone uit te lopen richting de Kuakini. Helaas loopt het daar wel tamelijk stijl omhoog, en velen verspelen hier al een flink deel van hun kruit dat ze later tijdens de marathon te kort zullen komen. Volledig volgens plan, liep ik heel beheerst omhoog. Eenmaal op de Kuakini koerste ik een poosje op een hartslag van 138 om het gevoel daarbij te ervaren. Na enkele kilometers op Alii Drive kon het gaspedaal ietsje verder in worden getrapt tot hartslag 143. Het was prettig om te constateren dat ook tijdens de marathon het vertrouwde patroon van inhalen en niet ingehaald worden zich voortzette. Ik bedwong mijn verlangen om km splits op te halen. Ik had mezelf beloofd dat ik pas bij het halve marathon punt mocht kijken op welk schema ik aan het lopen was. In 2011 liep ik na een kilometer of acht al diverse keren te hinkelen en te trekkenbenen wegens kramp. Dat ging nu toch een stuk beter, ofschoon ik toch ook nu heel af en toe kleine krampscheutjes voelde. Het was zaak me niet op te laten jutten door andere atleten of de aanmoedigingen vanuit het publiek (“Bart(mann), you’re looking great!” … “604, way to go!”). Geheel volgens plan, nam ik bij elke drinkpost wandelend een cola, hardlopend ijs voor in mijn trisuit en water om te drinken. De sponzen kneep ik uit op mijn hoofd. Het was drukkend warm op Alii Drive, maar ook weer niet extreem. Graadje of 31-32, met een luchtvochtigheid van tegen de 100%. Zweten dus. Terug bij hot corner, tussen Hualalai en Palani Road, kwam Craig Alexander me tegemoet. Ik realiseerde me onmiddelijk dat hij geen toprace kon hebben als hij op dit ogenblik hier liep, maar evengoed gaf het mij een kick een recente voormalige worldchamp op het parcours tegen te komen. Een snelle rekensom leerde me dat ik “maar” een dikke anderhalf uur achter hem zat (ca. 25 km achter, is een dikke twee uur min een half uur ter correctie voor de starttijd). Ik had me voorgenomen op Palani Road te gaan wandelen en me proactief met het publiek te gaan bemoeien. Voor wie het parcours niet kent, het stuk Palani Road is pittig stijl en al gauw enkele honderden meters lang. Je hebt er dan zo’n 16 km van de marathon opzitten en het publiek meent de atleten hier omhoog te moeten schreeuwen. Menigeen legt hem hier dan ook even op de hoogste versnelling om kort daarna – meestal uit het zicht van het publiek - volledig te ontploffen (imploderen is een betere omschrijving). In 2011 had ik zelf na 17 km een complete meltdown als gevolg van mijn roekeloze actie op Palani road. Tijdens een training heb ik de proef op de som genomen; wandelen in plaats van hardlopen scheelt ongeveer 30 seconden, maar wel 20 hartslagen en een daling van je core temperature in plaats van een melt down. Dus why bother ? Het vereist buitengewoon veel zelfdiscipline om hier niet hard omhoog te willen stampen … je wilt het publiek niet teleurstellen. Gelukkig stonden er dit jaar alleen neutrale supporters, hetgeen het voor mij gemakkelijker maakte om lekker te gaan wandelen! Op de Queen K aangekomen hervond ik, weer hardlopend, al snel mijn ritme en ik liep in een mooi tempo richting halve marathon punt. Hier klokte ik mijn tussentijd – althans zo goed als ik dat kon, want het vereiste enig rekenwerk – hetgeen na 8 uur in de hete lucht oven van Hawaii niet zo eenvoudig is. Ik schatte dat ik op een schema 3.17 aan het lopen was. Oei, dat was hard, maar dat zou toch nog verschrikkelijk doorharken worden om in de buurt van de 3.30 uit te komen, gezien het traditionele verval aan het eind van een IM marathon. Lekker belangrijk … Ergens rond het halve marathon punt kwam Mirinda Carfrae mij tegemoet. Met de camera van op de hielen passeerde ze mij op twee meter afstand. Wow, wat vloog die meid! Later bleek dat ze een parcours record op de marathon zou neerzetten voor de vrouwen (2.50!!!) en een snellere tijd op de marathon zou klokken dan Frederik van Lierde, de winnaar bij de mannen. Kippenvel! Niet veel later – ergens bij km 25 – kwam Jan Blokland tegemoet. Die moest ook een hele goede race hebben! Later zou blijken dat hij 3e zou eindigen in onze categorie, nadat hij lange tijd op plek 1 had gelegen. Waanzin! Iets daar weer achter kwam een groepje van drie Davilex atleten me tegemoet bestaande uit Dave Rost, Bart Candel en Mirjam Weerd. Ze lagen naar schatting een uurtje op mij voor, wat natuurlijk niet in de haak was. Ik bedoel, Dave, Bart noch Mirjam hoorden daar op dat moment te zitten, maar veel verder in de race en toch zeker niet achter Jan Blokland. Shit voor Mirjam schoot het door mijn hoofd. Het was blijkbaar ook voor haar geen droomrace. Ergens op hetzelfde punt op de Queen K wandelden Pete Jacobs – de heersend wereldkampioen – en Luke Bell (als ik me niet vergiste) naar de volgende drinkpost. Gevalletje 911, totale meltdown! “De Queen K knows no names and no CVs”. Als je niet top bent, of als je ook maar de minste of geringste fout maakt tussen de lava velden op Big Island, dan is het over en uit en eindig je roemloos in de einduitslag … of in een van de bezemwagens als je niet uitkijkt. Welcome to Kona! Onderweg naar het Natural Energy Lab passeerde ik Diana Gorter, die aan haar debuut op Hawaii, zelfs haar debuut op de hele bezig was. Good job! De ingang van het Energy Lab wordt gemarkeerd door een rij bomen, die je al van verre kunt zien. Alleen, zo weet ik van 2011, de ingang is veel verder weg dan je denkt. Die rij bomen is een soort fata morgana en velen gaan hier mentaal en fysiek volledig naar de haaien. Het is zaak hier goed “in the moment”te blijven, anders ben je gezien. Op weg naar het keerpunt in het Energy lab voelde ik de benen wat slapjes worden, en ik kreeg wat vaker kleine krampscheutjes. Ik verheugde me in het geheel niet op mijn special needs bag, waar ik allemaal lekkere spulletjes in had gestopt. Er zaten gels in, een fles met sportdrank van eigen makelij, en zout en aminozuur capsules. Hoewel de organisatie zeer alert was en de zak voor mijn neus werd gehouden nam ik hem niet aan. Ik had vooral de zoutcapsules goed kunnen gebruiken, maar mijn lichaam protesteerde nu zo hevig tegen verdere inname van vocht en voedsel dat één zwak moment voldoende was om de zak niet aan te nemen. Ik had het even heel erg zwaar. Terug omhoog naar de Queen K, weg uit het Energy lab, loopt het parcours stevig omhoog en de wind staat in de rug. Dat klinkt leuk, maar er is dan nul komma nul verkoeling en het zweet gutst uit je toch al uitgedroogde lichaam, terwijl de temperaturen hier kunnen oplopen tot boven de veertig graden Celsius en je bent dan al bijna 9 uur geroosterd boven het snikhete asfalt tussen de lavavelden. Terug op de Queen K is het nog een km of twaalf tot de finish. Vooraf had ik me voorgenomen om me niet bovenmatig in te spannen tot dit punt in de race. Als ik nog iets in de tas zou hebben, dan moest het er nu maar uitkomen. Ik zou proberen te versnellen. Versnellen moet je overigens relatief zien, als het terug ombuigen van het verval dat dan al heeft toegeslagen. Ik begon daadwerkelijk te versnellen, maar bij km 35 begonnen de benen te protesteren en kreeg ik eerst hevige kramp in mijn linker quadriceps en later verstrakte mijn rechter hamstring. Wat hierbij niet helpt is dat de Queen K schuin naar links wegloopt, waardoor je een onevenwichtige belasting op links en rechts krijgt. In deze fase van de wedstrijd liepen twee atleten me voorbij, nota bene uit mijn categorie. Tot dat moment was ik nauwelijks ingehaald – en zeker niet door mannen van mijn categorie. Ik heb geprobeerd aan te pikken, maar dat moest ik om redenen van kramp uit mijn hoofd zetten. Jammer, want – afgezien van de kramp - was ik nog wel fit genoeg om aan te pikken. Ik bewaarde mijn geduld tot bovenaan Heart Break hill, de laatste heuvel op de Queen K, waar de strijd om de winst vaak is beslecht. Bovenaan gekomen, sla je rechtsaf om via Palani road – nu stijl naar beneden – Kona in te denderen. Hier liep de weg weer gelijk en ik hervond mijn benen. Ik begon nu daadwerkelijk te versnellen. Ik haalde een AG-er in die mij daarvoor had ingehaald en die kwam er niet meer bij. Vervolgens vloog ik de Kuakini op richting Hualalai. Hualalai is de laatste afslag richting Alii Drive. Daar aangekomen sla je rechts af en dan is het nog enkele honderden meters voordat je in de finish fuik komt. Ik hoorde via de speaker op hot corner dat Dennis van der Meer, de derde Nederlander in AG M50-54 vlak achter me zat. Mijn benen voelden kramptechnisch redelijk zeker, dus ik besloot om er nog een schepje bovenop te doen … ik haalde nog een paar atleten in, waaronder één uit mijn categorie. Door mijn eindsprintje kon ik helaas niet al te lang genieten van de finishfuik, maar genieten van de finish had ik in 2011 al gedaan. De rest van de race had ik volop genoten, dus het is goed zo. Zoals ik me had voorgenomen, heb ik de race van start tot finish ervaren en er van genoten. Op de momenten dat ik dreigde af te dwalen van mijn enige doelstelling, heb ik mezelf met ijzeren discipline tot de orde geroepen. I guess that makes me an Ironman! Uiteindelijk finishte ik 20” voor Dennis, als tweede Nederlander en 52e in de categorie M50-54, in een eindtijd van 10.31.30. Deze tijd was 4 seconden sneller dan mijn beste tijd in Lanzarote (10.31.34) en is daarmee de 2e snelste IM tijd (van de 13), na mijn 9.55 in Klagenfurt eerder dit jaar. Als ik alle hele triathlons meetel, dus inclusief de 6 finishes in Almere, was dit mijn 4de beste tijd op een hele. Prachtig toch? Uiteindelijk zat ik een uurtje achter Jan Blokland, hetgeen vooraf een sub-sub-sub doelstelling was (for fun sake !). Als we dan toch in de statistiek zijn beland … ik finishte bij de beste 30% (52e van de 175) in mijn agegroup en bij de beste 50% (943e van de ruim 2000)overall. Niet gek, als je bedenkt dat ik me twee keer via een vijfde plaats heb gekwalificeerd. Theoretisch zou ik daarmee dus in de absolute staart van mijn AG moeten zijn gefinished. Quod non! Kortom, de enige echte doelstelling is gehaald en al het andere is mooi bonus. Na de finish heb ik Diana Gorter opgevangen die 5 minuten achter mij finishte: wat een geweldige prestatie voor een debuut! Ik sprak ook nog enige tijd met een paar andere atleten, heb wat gegeten en gedronken en voelde me eigenlijk super fris. Op enig moment liep ik Tony Blom, die iets voor mij was gefinished, tegen het lijf. Helaas had hij minder goed nieuws over Bas Diederen. Dat hij was uitgestapt is natuurlijk niet leuk (understatement), maar dat de dag ervoor zijn vader op 63-jarige leeftijd, in Kona, was overleden was niet minder dan een drama. Dit nieuws kwam als een koude douche over me heen. Ik had de hele dag aan mijn eigen vader gedacht die vandaag 80 zou zijn geworden, maar drie jaar geleden helaas overleed. Hoe trots zou hij niet geweest zijn? Dit leed dat Bas en zijn familie is overkomen laat zien hoe betrekkelijk zelfs zoiets fantastisch als deelname aan Ironman Hawaii eigenlijk is. Later op de avond, nadat ik mijn spullen had opgehaald en mij gedouched en verkleed had in mijn appartement ben ik teruggegaan naar de finish, waar ik vanaf een uur of 22.00 tot na middernacht samen met het uitzinnige publiek en vele andere reeds gefinishte atleten, de laatste atleten binnen heb gehaald. Bijzonder en ontroerend om te zien wat Ironman in mensen losmaakt. Diep respect voor de atleten die kort voor – of zelfs na – de tijdlimiet binnen komen, nadat ze uren en uren in het donker over de Queen K hebben gezwalkt. Every finisher is a winner! YOU ARE AN IRONMAN! Tot slot I was there! Doelstelling gehaald. Rekening vereffend. Streep eronder. Klaar! Hoe nu verder ? Geen idee. Afkicken, wonden likken, jet lag verwerken, en dan … ? Daar ga ik de komende weken eens rustig over nadenken. Woord van Dank Ik dank Frederique en onze kinderen voor de tijd en de ruimte die ik heb gekregen om dit al die jaren te mogen doen. Ik dank mijn moeder Maria en mijn tante Helen voor het op onze kinderen passen tijdens de kwalificatierace op Lanzarote, en voor de niet aflatende steun en aanmoediging. Ik dank Peter van Elten, mijn masseur, die altijd weer feilloos door heeft waar het in deze oude bottenzak dreigt mis te gaan, zodat hij met zijn helende handen – of een oefening – het leed kan verhelpen, of erger leed kan voorkomen. Ik dank Paul van Brink, sinds kort mijn personal trainer, die de laatste weken voor mijn vertrek nog wat heeft bijgedragen aan mijn core stability. Dit zal mijn zwemtijd en mijn looptijd zeker ten goede zijn gekomen. Dank aan Batavia Bioservices B.V., en in het bijzonder Menzo Havenga, CEO van Batavia, voor het sponsoren van mijn wedstrijd outfit. Het was een eer om de naam van Batavia te mogen hoog houden op de Big Island. Heel veel dank aan Jan Blokland voor de trainingsuren, onze goede gesprekken, de goede raad, de gezelligheid, en natuurlijk ook aan broer Arie en zwager Maarten voor de aanmoedigingen en de gezelligheid. Het was een verrijking om met jullie op het eiland te verblijven en samen de wedstrijd en de voorbereiding te mogen beleven. Heel veel dank ook aan Dave Rost en Sonja Jaarsveld voor de trainingsuurtjes, de gesprekken, de gezellige uren aan de koffie of de dis, aan Alii Drive en tussen de dolfijnen; jullie waren hele relaxte en gezellige, inspirerende reisgenoten. We hebben dit Grote Avontuur echt samen beleefd. Bedankt voor het mooie trisuit. Sonja, bedankt voor de prachtige foto’s … Ga er mee door! Dank ook aan alle andere Nederlandse delegatieleden, atleten en supporters, voor de gezelligheid en de spirit … Ik ben trots op jullie allemaal! Dank dat ik voor jullie uit heb mogen lopen met de vlag tijdens de landenparade. Wat een ongelooflijke eer. Dank aan alle supporters die niet mee konden (of wilden (;0)), maar die me van een afstandje hebben gadegeslagen, verwonderd of bewonderend, en me hebben aangemoedigd en mijn gezever op facebook van commentaar of likes voorzagen. Dit doet me goed en heeft me enorm gesteund tijdens de “moeilijke momenten”. Tot slot, een groot woord van dank naar Chris Brands, mijn vriend, trainer en coach, die vanaf het begin van onze samenwerking in mij heeft geloofd en het uitkomen van deze droom mogelijk heeft gemaakt. Dankzij jouw geestelijke ondersteuning, de trainingsschema’s, de trainingskampen en de fietspositiebepaling, en alle andere goede adviezen en aanmoedigingen heb jij van deze slak (al of niet op het elastiek van Archimedes) – toch nog – een schildpad gemaakt. Ik ben een gezegend mens. Wie ik vergeten ben te bedanken … BEDANKT! *** Bart Klein, Delft, 20 oktober 2013
Gepubliceerd op 24-12-2015
Zaterdagmiddag 9 augustus, het officieus Zeeuws kampioenschap triathlon nu de wedstrijd in Zoutelande is weggevallen. Mijn eerste wedstrijd sinds het WSK in Turkije, wat sportief gezien niet echt een succes was. Na Turkije heb ik een paar weken niet kunnen lopen door een vervelende blessure, dus ik was wat onzeker over vooral mijn toch al niet geweldige loopvorm. Onzeker sowieso, behalve over het fietsen want mijn (geleende) Powertap vermogensmeter vertelde me dat de fietsbenen wel ok waren. Een uurtje voor de start ga ik een half uurtje infietsen, ergens in mijn achterhoofd denk ik op zoek naar nog een bevestiging van enige vorm. Ik trek drie keer een minuutje vol door, met 5 minuutjes herstel tussendoor. Zo moet het ongeveer volgens meneer van der Poel, of een van de andere auteurs van het blad Sportgericht. Aanrader overigens voor iedereen die zich iets verder dan de gemiddelde atleet interesseert voor het fysiek functioneren. Teruggekomen bij het parc fermee blijkt de start definitief een kwartier uitgesteld zijn. Ik had al zoiets horen waaien voordat ik vertrok – er stond een windkrachtje of 6 – maar k was toch maar uitgegaan van de originele starttijd. Zes uur vijftien wordt er dus gestart in een ruig Veerse meer, dat sinds het openzetten van de keringen brak heet te zijn in plaats van zoet. Ik kies mijn plekje uit, ergens in de buurt van teamgenootje Leon Jacobse en Remy Vasseur. Ik weet dat als ik die kan volgen dat ik in elk geval ik er aardig bij moet zitten. Rechts van me ligt Carlo van den Bergh met wie ik in Kruiningen gelijk het water uit kwam. Na het startschot was ik aardig weg en kon aardig de voeten van Carlo houden. Echt overzicht heb ik niet, door de golven (in een meer ja!) en de kleine boeien zie ik eigenlijk weinig dan mijn voorgangers en ik hoop dan maar dat zij niet te veel als een wokkel zwemmen. Het zou overigens hypocriet zijn ze daar op af te rekenen want daar heb ik zelf ook een handje van maar dat terzijde. Ergens ter hoogte van het keerpunt raak ik de voeten Leon waar ik inmiddels in lag kwijt. Best vervelend als het nog 500 meter tegen de golven in terug is. Ergens op 200 meter komt ook Mario Appermans me nog even voorbij, niet echt een morele opsteker gezien ik wel harder moet kunnen zwemmen dan hij. Een beetje ontevreden over het zwemmen krabbel ik net iets voor teamgenoot en Embrun vedette FJ Koole de kant op waarbij ik mijn duim openhaal aan een van de vele scherpe stenen die de waterrand van het Veerse meer sieren. Als er iemand nog een oud tapijt heeft liggen weet ik bij deze dus nog een goeie bestemming. Dankzij de van Marc Riemens geleende babyolie loopt mijn wissel in elk geval letterlijk en figuurlijk gesmeerd. Ik zit binnen no time op de fiets en zelfs mijn voeten krijg ik in één keer in mijn schoenen. Eerste opsteker van de dag. Ik zit een 30 tot 50 meter achter Mario Appermans en kan eigenlijk het hele eerste rondje van 10 km op die afstand blijven rijden. Mario is een goeie fietser weet ik, hij fietste de laatste twee jaren in Kruiningen iedereen zoek dus het vermoeden dat mijn fietsbenen wel ok waren klopte aardig. Ik voel me best goed en Remy en Carlo rijden nu ook binnen schootsafstand. Ergens na ongeveer 12 km moet een rotonde rechtsaf genomen worden. Het is inmiddels gaan regenen en ik rijd op carbon wielen, da’s geen fijne combi weet ik inmiddels. Ik rem dus redelijk op tijd en hard, want het ziet er glad uit en better to be safe than sorry las ik laatst ergens. Op het moment dat ik mijn achterrem inknijp schiet mijn wiel compleet uit de horizontale achterpat! Ik schrik me de blubber en heb niet helemaal door wat er gebeurt, het achterwiel blokkeert en ik glij een meter of 50 door over de natte en lichtaflopende weg. Ik moet acrobatentoeren uithalen om niet te vallen maar kom uiteindelijk veilig tot stilstand. Geschrokken en met een hartslag van heb ik jou daar probeer ik mijn wiel terug in mijn fiets te krijgen. Dat lijkt te lukken maar als ik wil wegrijden loopt mijn achterrem aan. Weer afstappen, rechttrekken en inmiddels een ruime minuut verder kan ik eindelijk verder. Nog niemand is me in die tijd voorbij gekomen, dus er is de eerste 10 km flink doorgereden. Met een licht gekrenkte moraal rijd ik verder en hoor ik van pa Vasseur dat ik na 20 km 1;10 heb verloren op de kop van de wedstrijd. Na 30 km is dat 1 minuut dus zo slecht fiets ik nog niet eens. Wel met de staart tussen de benen want ik ben als dikke poep door een trechter door de bochten gegaan. Ook begint de maag een beetje te protesteren tegen de sportdrank, iets wat me wel vaker overkomt. Uiteindelijk wissel ik op ongeveer 2’30 van Appermans en een minuutje achter Remy en Carlo. Als ik hoor dat er maar 5 km moet worden gelopen ga ik voor mijn doen volle bak weg en mijn hartslag zit binnen no time tegen m’n max. Remy zie ik niet meer, maar Carlo lijkt steeds dichterbij te komen. Nou kan dit ook een klassiek gevalletje zijn van waar de wens de vader is van de gedachte, maar de eerste 3 km loop ik niet onaardig voor mijn gevoel. Daarna moet ik het tempo echt iets bijstellen en lijkt Carlo niet meer dichterbij te komen. Achter me komt een sterk lopende Marc Riemens nog tot op ongeveer 30 seconden, maar een eindsprint komt er niet meer van. Na de finish van het ingekorte lopen, waarvan ik nog steeds niet precies weet waarom ben ik best kapot en baal ik een beetje omdat er vandaag wel meer in gezeten had. Zonder materiaalpech had ik op zijn minst in de buurt kunnen blijven van Carlo, en die met het lopen in kunnen pakken. Volgende keer toch maar zorgen dat het materiaal ok is, immers; losers find excuses, winners find a way!
Gepubliceerd op 24-12-2015
Wanneer je als atleet tussen de 8-20 uur in de week tijd besteed aan je zeer fanatieke hobby dan kan het belangrijk zijn om jezelf op een goede manier onder de loep te leggen zodat je hierop in kan spelen tijdens periodes waarbij je het wat zwaarder hebt. In mijn optiek kan het onderstaande lijstje daartoe bijdragen. Duidelijk maken: • Leg je gevoelige punten bloot. • Binnenin kijken voor actie, eerst voelen dan actie. • Het doel waar je heen gaat? • Welke stappen brengen mij daar? • Hoe ervaar ik de progressie? Aanpassen: • Ontwikkel effectiviteit. • Doe aan fine tunning op basis van feedback. • Voeg elementen toe op basis van je ervaringen • Wordt de persoon welke het doel van je vraagt om tot je doel te komen. Vervolmaken: • Werk verzetten • Toewijding aan je taak. • Gebruik je feedback om aan te passen. • Vraag aan je innerlijk de lastige vragen!!! Duidelijk maken: • Welke essentiele elementen heb ik nog nodig? • Ben ik de persoon aan het worden die past bij het doel? • Gebruik ik de juiste feedback? Aanpassen: • Gebruik ik feedback als een excuus van falen. • Wat moet ik veranderen binnen mijn bereik op dit moment? • Wil ik gelijk hebben of effectief zijn? Vervolmaken: • Wat doe ik nu om mijn doel te bereiken. • Waar haal ik kracht vandaan op het moment dat ik wil stoppen. Lef geeft actie en actie geeft resultaat... groeten Chris